Verslag DACE-contactbijeenkomst 28 november 2024
5 december 2024 om 08:58 0 reacties
DACE-contactbijeenkomst 28 november 2024
Kosten en duurzaamheid
De laatste contactbijeenkomst van 2024 had als thema Kosten en Duurzaamheid. De impact van duurzaamheid op het werk van de cost engineer neemt gestaag toe. Innovaties op het gebied van recycling, energiebesparing, alternatieve energiebronnen en nieuwe productiemethoden zorgen voor ingrijpende veranderingen. Deze ontwikkelingen spelen zich af in de gehele keten, met aanzienlijke gevolgen voor projecten en de discipline van cost engineering. Op deze bijeenkomst werd door drie sprekers dieper ingegaan op de impact van duurzaamheid op het werk van de cost engineer. De eerste spreker kwam uit de afvalverwerking en gaf aan hoe duurzaamheid kansen aan zijn bedrijf geeft om nieuwe producten te ontwikkelen. De tweede besprak de cost engineering methodiek in een groot project waar nieuwe innovatieve technieken worden toegepast waar geen of weinig referenties van bestaan. De derde spreker keek terug op de ICEC-conferentie in Ghana, waar naast vele andere onderwerpen ook duurzaamheid een bijzondere invulling kreeg. Daarnaast stond deze bijeenkomst in het teken van de uitgave van een gloednieuwe editie van het DACE-prijzenboekje en van het afscheid van voorzitter Robert de Vries en directeur Jan-Willem Sanders.
Robert de Vries opende de bijeenkomst en gaf aan dat editie 37 van het DACE-prijzenboekje is verschenen. Dit boekje wordt iedere 1,5 jaar vernieuwd met een volgende editie en kan gezien worden als een echte team effort met de geanonimiseerde informatie van de leden van DACE. Daarbij hoort dan de dubbele oproep: hartelijk dank voor die bijdragen en blijf ons helpen. Hoofdcoördinator Andy van Dijck lichtte toe dat veel werk in de nieuwe editie is gestoken, door review van de oude editie en aanvulling met nieuwe gegevens. Hij dankte met name de tien coördinatoren die het leeuwendeel van het werk hebben gedaan. Hij haalde de drie aanwezige coördinatoren Erik de Bree, Francesco Ascagni en Marc Hengstmakers naar voren om ze in het zonnetje te zetten en een bedankje te overhandigen. Andy deed nog een oproep aan een ieder om je te laten horen als er ideeën voor verbetering zijn en ook als je mee wilt doen aan het maken van de volgende editie.
Vervolgens overhandigde uitgever Bouwkosten IGG de nieuwe editie formeel aan Robert de Vries en wenste een ieder veel leesplezier, met de toevoeging om de kosten vooral onder controle te houden.
Robert gaf nog aan dat er wordt gewerkt aan een nieuwe en toegankelijke website van het prijzenboekje. Daarna nam hij de data van de diverse cursussen en de contactbijeenkomsten in 2025 nog door, deze data zijn terug te vinden op de website.
Van afvalstof naar grondstof
De eerste presentatie werd gegeven door Jan-Pedro Vis, directeur product management en innovatie bij Renewi Nederland en België. Hij werkt met zijn team aan innovatieve oplossingen om uit afval weer producten, ofwel grondstoffen, te ontwikkelen. De liefde voor duurzame producten is voor Jan-Pedro destijds begonnen bij DSM met de ontwikkeling van duurzame plastics en wordt nu bij Renewi strategisch ingezet onder het motto ‘afval bestaat niet’, waarmee Renewi een waste-to-product bedrijf wordt.
Jan-Pedro begon met een kort historisch overzicht van de omgang met afval in vier stappen. Te beginnen met de vuilnisbelt waar eigenlijk heel veel van waarde verloren ging. Toen kwam een tijd dat materialen die het meest eenvoudig af te scheiden waren, werden behandeld om te worden hergebruikt. Daarna kwam de periode van de waste-to-energy centrales, waarbij stoom en elektriciteit wordt gemaakt uit de energie die vrijkomt bij het verbranden van afval. Nu in de twintiger jaren van de 21e eeuw komt het besef van circulariteit steeds meer op: in het afval zitten grondstoffen die eruit gehaald kunnen worden. Niet zo eenvoudig om te doen, maar als het lukt dan kan het veel toegevoegde waarde geven. De keten is daarbij nodig om dat tot een succes te maken, bijvoorbeeld om enerzijds Renewi prijsstabiliteit te geven in een volatiele markt en anderzijds de productafnemers hun CSRD voordeel te laten behalen. Daar liet Jan-Pedro een aantal voorbeelden van zien later in zijn presentatie.
Jan-Pedro schetste vervolgens het beeld van de aankomst in Nederland met het vliegtuig. Een schoon en geordend land en ook kenmerkend is de zuinigheid. Een land dat, samen met België, cultureel en economisch heel goed past bij de filosofie achter circulariteit en hergebruik: schoon klimaat, schone oceanen, niets weggooien wat nog hergebruikt kan worden. Die twee landen zijn dan ook de koploper in het ontwikkelen van deze ideeën.
Renewi zegt nooit nee tegen een klant en zamelt allerlei soorten afval in van glas, papier, hout, metaal tot gevaarlijk afval. Mocht Renewi het niet zelf kunnen verwerken dan wordt een partner gezocht die dat wel kan. Het waste-to-product karakter van het bedrijf wordt ook duidelijk uit het feit dat Renewi geen verbrandingsoven bezit. Een waste-to-product bedrijf heeft aan twee kanten een business te runnen. Enerzijds als logistiek dienstverlener die het afval inzamelt met een grote vloot van 2.000 vrachtauto’s. Anderzijds als verkoper van materialen, dat hele andere technische en commerciële vaardigheden vereist. De twee bedrijfsactiviteiten beïnvloeden elkaar wel, heel anders dan bij een normaal bedrijf dat producten maakt. Vraagt de markt om meer producten dan zal normaalgesproken aan Inkoop worden gevraagd om meer grondstoffen in te kopen. Bij Renewi wordt dan gevraagd om meer van een bepaald type afval in te zamelen en om bestaande afvalinzamelcontracten te behouden.
De kunst bij productontwikkeling is om industrieën te vinden die producten willen afnemen. Enkele voorbeelden zijn de retourmatras met Ikea, het bioLNG met Shell dat Shell ook helpt met de CO2-reductie in de keten, plastic voor Playmobil, dat gegarandeerd schoon is en in de mond kan worden genomen door een kind en peel schoonheidsproducten uit sinaasappelschillen.
Soms lukt het; soms niet
Ook zijn er productontwikkelingen die mislukken. Zo is in Nieuwegein een proef gedaan om hout niet alleen maar, zoals te doen gebruikelijk, te shredderen, maar de goede stukken hout eruit te halen en geschikt te maken voor hergebruik. Uiteindelijk bleek dit niet haalbaar en schaalbaar te zijn, alleen bijvoorbeeld al vanwege het verwijderen van spijkers. Van zo’n proefproject wordt wel altijd veel geleerd.
Wat wel succesvol lijkt te worden is de verwerking van plastics. Tot nu werd dat vooral gedaan met een eenvoudige sorteerlijn waarbij handmatig de verschillende plasticsoorten werden gescheiden. De toepassingen voor het plastic waren redelijk laagwaardig zoals de plastic bakjes die in kassen worden gebruikt voor het transport van planten. Renewi heeft een nieuwe productiehal ingericht die net gestart is waar met 95% nauwkeurigheid polyethyleen en polypropyleen automatisch wordt uitgesorteerd. Dat levert hoogwaardige plastics op voor bijvoorbeeld automotive en meubelindustrie.
Bedenk hierbij wel de vele faillissementen van bedrijven die enthousiast waren begonnen met het recyclen van plastic. Recent meldde het FD nog dat de EU minder recyclebaar plastic levert omdat de prijsvolatiliteit niet is vol te houden voor kleine bedrijven. Die volatiliteit komt door verandering in de olieprijzen, waardoor virgin plastic in tijden van lage olieprijzen zoveel goedkoper kan worden gemaakt dan recycle plastic. Eigenlijk moeten daarom afspraken worden gemaakt met partners om lange termijncontracten te maken, waarbij deze effecten worden gedeeld. Soms is het huilen voor de een en lachen voor de ander; en soms ook andersom. De partner heeft daarbij ook de verlaagde CO2-uitstoot stabiel in zijn keten.
Een andere productontwikkeling is de verwerking van afval zoals tomatenstengels uit kassen. Daarvan wordt nu al stalstrooisel gemaakt; op de agenda staan ook producten als plaatmateriaal en het zogenoemde vegan leather, waarvan bijvoorbeeld schoenen worden gemaakt.
Een ander voorbeeld is de verwerking van betonpuin op onder meer de site in Amsterdam Westpoort. Het product dat hier gemaakt wordt is hoogwaardig geschikt voor de betonindustrie en hoeft dus niet laagwaardig naar de weg- en waterbouw. Hierna werd een video getoond die liet zien hoe betonpuin wordt verwerkt. Daarmee is de cirkel rond voor beton en gelukkig maar zo gaf Jan-Pedro aan, want het maken van beton met behulp van oorspronkelijke grondstoffen wordt steeds meer een probleem. De betonpuin die vrijkomt bij de sloop van huizen uit de jaren 50/60 kan daarbij helpen om recycle beton te maken.
Keten op gang brengen
Zo kwam Jan-Pedro op de invloed van de waardeketen en wie daar sturend is voor hergebruik. Hij gaf aan dat Renewi het wel kan willen, maar als niemand het product afneemt het dan ook al snel stopt. Een sloopbedrijf is gericht op kosten om een bepaald contract te winnen en zal daarbij de goedkoopste methode kiezen. De grootste invloed zit bij opdrachtgevers als gemeenten, Rijkswaterstaat en woningbouwverenigingen. Als zij aangeven gerecyclede materialen te willen zien, dan is ook niet direct wetgeving noodzakelijk. De vraag is dus hoe die keten op gang te brengen. Uiteraard moet een partij het initiatief nemen en de haalbaarheid laten zien, en als alle partijen in de keten zien wat ieders belang is en daar ruimte aan bieden, dan zal de circulariteit op gang komen.
Hier liet Jan-Pedro een plaatje zien van een circulariteit groeimodel van 5 stappen, waar de industrie uiteindelijk terecht moet komen. Hij plaatste de initiatieven van Renewi en een collega-bedrijf ook in dit groeimodel en deze zaten nog bij stappen 2 en 3, dus er is nog een weg te gaan voor de industrie om volledige circulariteit te behalen. Duidelijk is dat klanten ook goed begrijpen dat met CSRD geld te verdienen valt door de CO2-uitstoot te reduceren in de keten. Daarvoor willen klanten een premie betalen. De data die Renewi daarbij kan leveren wat betreft CO2-reductie is dan ondersteunend.
Renewi heeft ook een analyse gemaakt van de eigen CO2-uitstoot. Daarbij zijn drie hoofdcomponenten te onderscheiden: de vrachtwagenvloot, de industriële processen en de real estate. Daarbij bleek dat bij real estate de minste reductie te behalen is; daar ligt de focus dan op wat wettelijk voorgeschreven is en worden vooralsnog geen verdere maatregelen gezocht. De vloot zal worden geëlektrificeerd. Omdat er de drive voor is maar ook omdat uit TCO-berekeningen met CO2-beprijzing blijkt dat elektrisch transport beter is. Ook wordt gezocht naar CO2-uitstoot bij de industriële processen; daarbij is al zichtbaar gemaakt wat het laaghangend fruit is en wat de maatregelen met wat langere terugverdientijden zijn.
Cost engineering bij innovaties
De tweede spreker was Johannes Rob, cost/risk lead bij het Shell Holland Hydrogen 1 project, afgekort HH1 project. Shell bouwt op dit moment een 200 MW electrolyser op de Maasvlakte om groene stroom van het Hollandse Kust Noord windpark om te zetten naar groene waterstof, in eerste instantie voor gebruik bij Shell Pernis. Het HH1 project is één van de eerste waterstoffabrieken van deze schaal, wat nieuwe uitdagingen met zich meebrengt. Johannes ging in op de verschillen in de cost engineering van een installatie met nieuwe technologie versus die van een conventionele procesindustrie en deelde deze middag enkele lessons learned.
Het HH1 project zit nu in de bouwfase. Voor het project zijn een aantal partners van belang. Dit betreft bijvoorbeeld Evides voor het leveren van ultra puur water, omdat de electrolysers niet vervuild moeten raken, Gasunie voor het transport van het waterstof van de Maasvlakte naar Pernis en TenneT voor het 380 kV hoogspanningsstation. Wat dat laatste betreft gaf TenneT aan dat gezien de huidige drukte geen capaciteit te hebben om dat station te bouwen, maar dat Shell dat onder bepaalde voorwaarden in hun scope kon opnemen.
Johannes liet een filmpje zien van de bouw van het project en ook een overzicht van alle processtappen zoals de transformatoren, de electrolysers, de air coolers, de zuurstof die vrijkomt en het comprimeren en zuiveren van de waterstof.
Vervolgens werd ingegaan op de verschillen met een conventioneel project. Allereerst op de drivers en gevoeligheden in de economie van de procesinstallatie. Zo is de waarde van het eindproduct, de groene waterstof, heel gevoelig voor de interpretatie van de betreffende EU directive door de Nederlandse regering; welke credits worden bijvoorbeeld verkregen voor de groene waterstof. Ook is er gevoeligheid voor de verhouding van stroomprijzen versus de prijs van groene waterstof en voor de grid fees die de netbeheerder berekent. Verder is te zien dat de mobiliteitsmarkt voor het rijden op waterstof nog niet is ontwikkeld en dat de infrastructuur voor waterstof nog niet is gestandaardiseerd. Wat betreft dat laatste is de vraag bijvoorbeeld welke druk de waterstofbackbone zal hanteren; vooruitlopend daarop moeten wel compressoren worden gekocht voor het HH1 project.
Als tweede werd ingegaan op de verschillen bij het maken de cost estimate voor de pre-FID (Final Investment Decision), te vergelijken met een AACE Class 2 estimate voor kenners. Een les was om gewoon het reguliere proces te blijven volgen, met MTO, PlotPlan en PEFS. Bij het maken van een gedetailleerde begroting met de EPC contractor moet er wel focus zijn op het afdekken en managen van risico’s en onzekerheden.
Wat betreft de WBS, work breakdown structure, moet goed nagedacht worden. Maak goede, helder afgebakende uitsnedingen van de innovatieve elementen zoals bijvoorbeeld electrolyser, zuiveringsstappen, powertrain en compressoren. Dat is ook handig als later alternatieven bekend worden zodat vergelijkingen makkelijker gemaakt kunnen worden. Daarnaast moeten de conventionele elementen als piping en gebouwen als te doen gebruikelijk worden opgenomen.
Bij de aanbesteding van de innovatieve elementen moet extra gelet worden op de capaciteit en ervaring van de leveranciers. Omdat ook de bekende EPC-contractors nog niet die ervaring hebben is het zaak om op tijd aanbiedingen te vragen in de markt en bekend te zijn met de grote spelers en hun marktmacht.
Vroeg betrekken personeel
Ook belangrijk is om het owners team ruim in te plannen gedurende het hele project, met name om draagvlak en eigenaarschap te creëren. Zo kunnen gemeenschappelijk problemen herkend worden en worden veel risico’s gedivergeerd. Daarnaast wordt geadviseerd tijdig het operationele en het onderhoudsteam te betrekken. Voor dit personeel zijn dit ook nieuwe technieken die men onder de knie moet krijgen. Dit is bijvoorbeeld van hoge toegevoegde waarde tijdens de commissioning fase.
Als derde werd ingegaan op de Controls in de uitvoering. Hierbij werd herhaald om braaf de stage gates te volgen van bijvoorbeeld basic naar detail design. Zorg ook voor een goede overdracht van de Estimate uit pre-FID naar Controls; stimuleer daarbij het stellen van vragen bij onduidelijkheden. Doe maandelijks een review van de top contracten zodat bijvoorbeeld duidelijk is waar men tegenaan loopt . Ook een maandelijkse project reporting wordt geadviseerd. Wekelijks zijn er besprekingen in de Mission Control Room, waarbij zaken als engineering, procurement, materials en main scope items worden besproken. Hierbij liet Johannes een plaatje zien van de inrichting van de MCR. Daarnaast zijn er de periodieke CSRA-rapportages en de dashboards die direct live kunnen worden ingezien over bijvoorbeeld kosten, planning, risico’s, change management en HSSE.
Johannes wees er op dat het management het belang van Controls moet onderschrijven en eigenlijk actief sponsor moet zijn. De rapportages over bijvoorbeeld kosten, risico’s en planning moeten actief worden beoordeeld en periodiek besproken worden in de meeting structuur van het leiderschap. Dan zal ook een goede Controls cultuur ontstaan. Uiteraard moeten de mensen bij Controls ook enthousiast zijn over hun werk, zeker van de uitdagingen van de nieuwe technologie. Daarbij is het van belang dat de juiste tools ter beschikking staan en zijn degelijke processen nodig zoals de management of change.
Vreemde ogen dwingen dus ook het Controls team en hun resultaten zullen op gepaste tijden gereviewd worden.
Terugkomend op de beginvraag wat de verschillen zijn in cost engineering aanpak tussen conventionele en nieuwe technologie, kwam Johannes tot de conclusie dat de delta’s nogal meevallen.
Geluiden uit Ghana
De laatste spreker deze middag was Anton van der Steege, werkzaam bij Fluor en tevens ICEC-directeur regio 2. Hij bracht verslag uit over het ICEC-congres in Ghana eerder dit jaar. Dit congres wordt iedere twee jaar gehouden, steeds georganiseerd door een van de vier regio’s van ICEC. Dit maal was regio 3, Afrika, aan de beurt en nam GhIS, Ghana Institution of Surveyors, de organisatie op zich. Vooraf had Anton geen verwachtingen van de conferentie; hij wist van de armoede bij grote delen van de bevolking en dat aan de infrastructuur nog veel geregeld moest worden.
Voorafgaand aan de conferentie werd de ICEC-council meeting georganiseerd. Anton besprak de betrokkenheid van leden van dit Council. Er heeft een wisseling van de wacht plaatsgevonden, de nieuwe voorzitter is Eugene Seah. Daarnaast zijn er de vier regio directeuren, een directeur Midden-Oosten, de secretaris generaal Paul Smith, de vice voorzitter en administratieve, technische en advies functies in het Council.
Er werd door het Council een aantal awards toegekend, waarbij Anton met name stilstond bij de mensen die de Distinguished International Fellow award kregen toegekend.
Het congres duurde 2,5 dagen en had een divers programma. Van de ruim 300 aanwezigen kwam 99% uit Afrika, met name uit Ghana (80%) en een grote groep uit Nigeria. Opvallend was dat aangrenzende Franssprekende Afrikaanse landen zoals Togo en Benin, niet aanwezig waren. Daar is meer een Franse cultuur van projectuitvoering en cost estimating ingeburgerd en wordt bijvoorbeeld niet gewerkt met quantity surveyors zoals de Engelstalige landen dat wel doen.
Op dag 1 kwam ook Ghana’s minister van Werken en Huisvesting spreken en die ging in op de lastige praktijk hoe een project van de grond te krijgen is, met de ontwikkeling van het project en de financieringsoplossingen. Een andere spreker ging in op de initiële kolonisering door Portugal rond 1500 en hoe Portugese bouwregels jarenlang werden gevolgd. Totdat duidelijk werd dat geen rekening hoefde te worden gehouden met winterse omstandigheden en wat betreft de wind heel specifieke karakteristieken gelden. Die leidden tot verandering van bouwvoorschriften die beter aangepast waren aan de lokale omstandigheden, met bijvoorbeeld kostenbesparende en vooral duurzamere ventilatievoorschriften. Het belang van eigenaarschap nemen werd hiermee onderstreept. De duurzame praktijken van voor de kolonisatie waren eigenlijk beter en nu wordt daar weer op ingespeeld, nu duurzaamheid wereldwijd aandacht krijgt.
Op de tweede dag werd er na afloop een galadiner gehouden op het strand. Vlak daarvoor werd bekend gemaakt dat dit een All White Beach Dinner zou zijn; met witte kleding waar de meesten niet op voorbereid waren. Voor de delegatie uit Hong Kong was dat ook lastig: wit wordt daar gedragen op begrafenissen. Zo wordt onverwacht ineens iets over verschillen in culturen geleerd.
Een bevinding van Anton is dat AI data in Ghana zeer beperkt is. Er zijn ook geen prijzenboekjes of dergelijke. Verder zag hij dat BIM met name in het Oosten een grote vlucht heeft genomen, meer dan in Europa. Jammer is dat veel lokale kennis verloren is gegaan door de kolonisatie; zie ook de eerder al genoemde duurzame praktijken. De projecten waarover gesproken wordt zijn voornamelijk infrastructuur projecten. Verder viel op dat bij duurzaamheid ook veel wordt gesproken over levenscycluskosten, bijvoorbeeld als het schoonmaakwerk in de operationele fase flink gereduceerd kan worden rechtvaardigt dat een initieel hogere investering.
Anton eindigde met een vooruitblik. In 2026 zal het ICEC in regio 1, ditmaal Brazilië, worden gehouden. In 2028 is Hong Kong aan de beurt, in regio 4. In 2030 zal regio 2, Europa weer volgen; er nog nader bepaald worden waar dat zal zijn.
Afscheid Robert en Jan-Willem
Hierna volgden Robert de Vries en Jan-Willem Sanders die bij hun beider afscheid vooral stil stonden bij de mooie momenten. Jan-Willem noemde Robert de vader van DACE en een rots in de branding. Robert had soortgelijke woorden over Jan-Willem.
Samen liepen ze een aantal grote veranderingen in het laatste decennium langs. Zo was het ICEC-congres in Rotterdam in 2022 wel de kers op de taart. In de 12 jaar dat Robert voorzitter is geweest zijn er een aantal SIG’s bijgekomen: CEMM, HCB samen met NVBK, Planning en Contractmanagement. De Certified Cost Engineer cursus werd destijds gestopt door de HAN hogeschool en is toen overgenomen door DACE; nu voegt de Avans hogeschool in. Het Value Management programma is volwassen geworden en gecertificeerd. De cursus Leadership for CE is met succes geïntroduceerd. Prijzenboekjes bleven met de regelmaat van 1,5 jaar in nieuwe edities komen, van papier naar nu webbased. Het blad Cost en Value is overgegaan naar View on Value en wordt in eigen beheer uitgegeven. DACE is de ICEC-voorzitter in Europa. En tot slot de samenwerking tussen SAVE (Value management) en ICEAA.
Zoals beiden aangaven, het netwerk is zo sterk als de mensen die er iets voor willen doen en dat zal ook in de toekomst zo gelden. Met dat in het achterhoofd werden ook de nieuwe voorzitter, Alex Rood, en de nieuwe directeur, Jaap Reijntjes, voorgesteld.
Robert en Jan-Willem wilden geen afscheid nemen zonder Esther Faber in de schijnwerpers te zetten en een cadeau te overhandigen. Zij is de spin in het web, staat altijd klaar en bij haar schijnt altijd de zon.
Dankjulliewel Robert en Jan-Willem voor alle tijd, energie en wijsheid die jullie gezamenlijk met de leden hebben omgezet in mooie cursussen, producten, inhoudelijke bijeenkomsten en een mooie en soepel werkende organisatie. Een hele DIKKE DANKJULLIEWEL!