Verslag DACE Contactbijeenkomst 15 maart 2018
15 maart 2018 om 11:33 0 reacties
LCC, wat kan je ermee?
Op de eerste contactbijeenkomst van 2018 wilde de SIG GWW bespreken welke recente ontwikkelingen er zijn in het uitvoeren van Levenscyclus kostenberekeningen (LCC). Die ontwikkelingen worden vooral beïnvloed door het feit dat greenfield projecten minder vaak voorkomen en dat meer sprake is van verandering van bestaande assets. Dat laatste betreft dan bijvoorbeeld capaciteit- of functieverandering of verduurzaming.
Een LCC is daarmee meer dan alleen maar het bepalen van de investering en de exploitatie- en onderhoudskosten. De LCC moet ook ondersteunen bij conceptontwikkeling met doelstellingen als toekomstvastheid en duurzaamheid, bij herbestemming en bij (duurzame) sloop.
Deze middag werd de ontwikkeling belicht door drie sprekers, respectievelijk een asset-owner, een adviseur en een eindgebruiker.
De bijeenkomst begon feestelijk met de uitreiking van de VM Award aan Anand Ramdien door Thera de Kramer, de nieuwe voorzitter van de SIG Value Management. Dit vooral omdat Anand Value Management de juiste aandacht heeft gegeven op strategisch niveau.
De eerste voordracht deze middag was van Barry Hol, gebiedsbeheerder bij Provincie Noord-Holland. De provincie bezit vele assets zoals meer dan 600 km wegen, bijna 400 km fietspaden, 45 km vrij liggende busbanen en vele vaarwegen. Tot twee jaar geleden was het beheer hiervan per netwerk ingedeeld. In 2016 is de overgang naar integraal gebiedsbeheer gestart, waarbij Noord-Holland is verdeeld in zes gebieden; Barry zelf is gebiedsbeheerder Midden-Noord, wat het gebied rond Alkmaar en West Friesland bestrijkt. Om integraal gebiedsbeheer uit te voeren is een speciale asset management organisatie opgezet, op strategisch, tactisch en operationeel niveau. Daarin is ruimte voor drie verschillende rollen: de gebiedsbeheerder met zijn team, gebiedsaannemer en adviseurs. Voor ieder gebied wordt een aannemer geselecteerd die integraal verantwoordelijk is voor het beheer van alle provinciale assets in dat gebied gedurende 10 jaar. In de contracten is een vast maandbedrag afgesproken dat wordt uitbetaald als bepaalde prestaties zijn gehaald. Het gaat dan om prestaties op multidisciplinaire gebieden van gladheidbestrijding en grasmaaien tot complex herstelwerk. Daartoe worden metingen en conditiescores uitgevoerd zoals het verifiëren van de beeldkwaliteit. In het contract wil de provincie ook de samenwerking met de aannemer bevorderen. In de 10 jaar dat het contract duurt, kan de wereld immers veranderen en de provincie heeft als steven om continu te verbeteren en daarbij als team te opereren en over organisatiegrenzen heen te opereren. Dat is niet eenvoudig te regelen in een contractconditie als ‘Gij zult samenwerken’ en daar zal in de komende jaren ervaring mee worden opgedaan.
Hiertoe is er een aantal domeinen vastgesteld waar zowel beheerder als aannemer hun invloed kunnen blijven uitoefenen tijdens het contract; het gaat dan om zaken als onderhoudsconcept, risicomanagement en meerjarenplan. In het contract is een standaard LCC methodiek opgenomen, die moet ondersteunen bij de verbetervoorstellen die de aannemer kan doen. De afspraak daarbij is dat als de terugverdientijd kleiner is dan 10 jaar, de opbrengst van de verbetering naar de aannemer kan gaan als de provincie deze verbetering goedkeurt. Als de terugverdientijd langer is dan de contractduur, dan zal een business case uitsluitsel moeten geven of overgegaan wordt tot contractaanpassing.
Zwakte bij dit type contract is het zogenoemde ‘uitwonen’, waarbij de aannemer de ondergrens van onderhoud opzoekt of bijvoorbeeld een meerjarenplan opstelt dat de eerste 10 jaar tijdens het contract minimaal onderhoud vereist en voor de overige levensduur intensief onderhoud. Vandaar ook dat er domeinen zijn vastgesteld waar de beheerder invloed heeft. Daarnaast is in het eerste jaar sprake van een transitie om de samenwerking en de concepten verder vast te stellen. Per type asset heeft de provincie nagegaan wat van belang is. Zo is er bij wegen een voorkeur op het sturen op end-of-life en wordt alleen gekeken naar de deklaag en de eerste tussenlaag. Prestaties zijn daar vast te stellen met deflectiemetingen en de CROW beeldkwaliteit. Bij kunstwerken bleek de sturing primair te liggen bij het maatregelenpakket.
Deze nieuwe aanpak naar gebiedsbeheer heeft ervoor gezorgd dat nog maar zes onderhoudscontracten bestaan, daar waar er vroeger vele tientallen kleine contracten waren. Bij iedere aanbesteding waren er circa 10 geïnteresseerde partijen en de contracten lopen in de range van 20 tot 90 miljoen euro. Klik hier voor de presentatie van Barry.
De tweede spreker was Djordy van Laar van IGG Bointon de Groot, waar 30 bouweconomisch adviseurs werkzaam zijn die grote utiliteitsprojecten in Nederland begeleiden. De aanpak die IGG heeft, liet Djordy zien aan de hand van de vragen die bij value management naar boven komen en die dienen om de klant goed te ondersteunen in de te maken keuzes. Waarom investeren we? Investeren we in het juiste project? Waar leggen we de focus in de value analysis? Daarbij richt IGG zich op de klanteisen, beschouwt de hele levenscyclus en past value management op het juiste moment toe. Ofwel eenvoudig teruggebracht naar de formule van value management, namelijk (functie+prestatie)/kosten: het gesprek dat IGG aangaat gaat over de behoefteanalyse versus de kostenanalyse. Duurzaamheid is een onderdeel dat opgenomen kan worden in de LCC’s, zeker gestimuleerd met het akkoord van Parijs. Daarbij geldt uiteraard dat de klant uiteindelijk aan de knoppen zit; IGG treedt als adviseur op. In het kader van duurzaamheid wijst Djordy op de BREEAM-NL, een duurzaamheidskeurmerk voor gebouwen, waarin aspecten als afvalmanagement, energie- en materiaalgebruik worden beoordeeld en die ook een LCC-analyse voorschrijft.
In de LCC’s van IGG worden vele soorten kosten beschouwd, zoals investering, exploitatiekosten en sociale kosten. Externe effecten als winst en milieuopbrengsten zijn hierin niet opgenomen. Zoals Barry eerder ook al aangaf, moet de LCC gericht zijn op lange termijn ondersteuning. Daarbij komen onderwerpen aan de orde als slim onderhoud/vervanging en de vraag of het pand over 20 jaar nog flexibel is qua indeling, bijvoorbeeld door de wanden eruit te halen. Dit soort vragen worden bij de start van het project met de klant doorgenomen. Dit wordt gedaan door een aantal varianten vast te stellen, met verschillen in bouwmaterialen, energievoorziening en onderhoudsvereisten. Die varianten worden berekend voor de gehele levensduur, inclusief een gevoeligheidsanalyse voor verschillende aspecten en bieden dan een goede basis voor het gesprek met de klant hoe verder keuzes te maken. Djordy noemt de case van het HAUT project in Amsterdam, waar bleek dat de LCC voor hoofddraagconstructie geen verschil liet zien tussen de gekozen varianten. Daar kon eenvoudig worden aangesloten bij de projectvisie dat veel hout toegepast moest worden; de basis is daarbij beton met daarboven hout. Voor de gebouwschil bleek investering in triple glas in plaats van dubbel glas werkelijk het verschil te maken. Daarentegen was de keuze in de dichte delen van de schil niet onderscheidend, bleek uit de LCC. Verbazing wekte niet dat het advies uitkwam op het aanbrengen van PV-panelen op het dak en op de Zuid en Oost wand, vanwege de overvloedige zon daar. Wel zorgen de panelen op de wand voor extra onderhoudsinspanning vanwege de inverters en hebben de panelen invloed op de architectuur. Enkele zaken waar IGG Bointon de Groot zich verder ontwikkelt zijn uniformiteit in berekeningen, het ontwikkelen van een database waarin investeringen en exploitatiekosten direct worden gekoppeld, big data onderzoek, BIM 5D dat zich op kosten richt, en integraliteit. Bij die laatste noemde Djordy de WELL building standaard die zich op gezondheid richt. Zijn conclusie is dat het vak van de cost engineer daarmee ook steeds complexer wordt; hij of zij zal zich in steeds meer onderwerpen verdiepen en zal een soort spin in het web worden in het project. Klik hier voor de presentatie.
De laatste spreker was Marc Lentjes van Rijkswaterstaat. Hij is projectmanager van het stuk A27 tussen Houten en Hooipolder, dat vaak figureert in de file top 3 en dat vier bruggen heeft in slechte staat, te weten de Keizersveerbrug, de Merwedebrug, de Hagesteinbrug en de Houtensebrug. Het project om de bruggen aan te pakken heeft al een lange voorgeschiedenis, met een eerste verkenning uit 2002 met hoge geschatte kosten en een latere versoberingsaanpak dat nog steeds grote risico’s had. Het risico zat vooral in de instabiele scope omdat eigenlijk pas kan worden bepaald wat gedaan moet worden als de aannemer met de brug aan de slag gaat.
Om die reden is in 2016, in de week voor Kerst een studie “Heroverweging hergebruik grote bruggen” uitgevoerd. Dit was een intensieve studie, waarbij allerlei geselecteerde deskundigen hun agenda’s leeg moesten maken en op één locatie in Den Bosch werd gewerkt van 8 tot 18 uur. Daarbij is heel strak een procesgerichte aanpak gevolgd. Marc ondersteunde zijn presentatie met enkele sfeerbeelden van die week. Ook is de besluitvorming in de weken daarna, van goedkeuring rapportage tot besluit door Minister, goed voorbereid en zijn de verwachtingen gemanaged.
Doel was het reduceren van de projectcomplexiteit en het hebben van scopestabiliteit. Verder is van belang dat het onderzoek gedegen is en breed gedragen wordt, vandaar ook het verwachtingenmanagement. Duidelijke kaders zijn onontbeerlijk voor een pressure cooker sessie als dit, anders loopt de discussie vast. Daarom werden de bestaande uitgangspunten aangehouden en geen nieuwe afwegingen gemaakt. Wel konden een aantal vastgestelde nieuwe inzichten opgenomen worden. Verder zou de focus gericht zijn op het ‘Wat’ niet op het ‘Hoe’, hoe lastig dat voor sommigen ook is. Tenslotte het besef dat er geen tijd is voor nieuw onderzoek.
Voor de studie zijn vier scenario’s gebruikt. Daaronder het 0-scenario waarmee alle andere scenario’s worden vergeleken, en een toekomstvast scenario, waarmee wordt geanticipeerd op nog niet vastgestelde ontwikkelingen.
Nadat de kick-off al iets eerder was uitgevoerd is het team begonnen met fase 1, de Scan. Daarin werden afweegcriteria gezamenlijk vastgesteld. Ook werd het 0-scenario opgesteld, dat wil zeggen de brug zodanig versterken dat deze nog 30 jaar mee zou gaan. In fase 2, de Focus, werd per scenario de zogenoemde Trade-Off Matrix opgesteld. In de LCC’s is een termijn van 100 jaar aangehouden en is rekening gehouden met aanleg, onderhoud en grootschalige vervanging. In fase 3, de Act, zijn de scores gemaakt. Daar werd duidelijk wat onderscheidend was en welke keuzes gemaakt konden worden. Interessant was dat het toekomstvaste scenario voor de meeste bruggen voordelig uitviel. Het eindadvies was om drie van de vier bruggen te vernieuwen en alleen de Houtensebrug die van beton is te behouden. Daarmee kon het team doorstomen naar D-day, de delivery day, en vervolgens genieten van een mooie Kerst. Klik hier voor de presentatie.