Nieuws
Nieuws overzicht
- 18 september 2023 Uitnodiging DACE Contactbijeenkomst 5 oktober: “Navigeren naar duurzame projecten: vanuit diverse perspectieven"
- 24 augustus 2023 DACE: the network of knowledge that provides independent data about the costs linked to the industrial process industry
- 18 juli 2023 DACE Certified Cost Engineer Course 2024-2025
- 28 juni 2023 DACE-contactbijeenkomst 22 juni verslag
- 8 juni 2023 8th - publicatie Life Cycle Costing
- 17 mei 2023 DACE contactbijeenkomst 22 juni a.s.: "Samen de volgende stap zetten"
- 26 april 2023 DACE Value Management (VM3) opleiding (3dgn)
- 26 april 2023 DACE Value Management (VM2) opleiding
- 24 april 2023 Jaarverslag 2022
- 16 maart 2023 DACE training: 'Leadership for Cost Engineers' november en december 2023
- Vorige pagina
- 1
- 2
- 3
- 4
- ...
- 10
- Volgende pagina
-
18 okt 2024 0 reacties
Uitnodiging DACE Contactbijeenkomst 28 november: "Kosten en duurzaamheid"
“Kosten en duurzaamheid”
Beste deelnemer,Met genoegen nodigen wij u uit voor de DACE contactbijeenkomst: “Kosten en duurzaamheid” op donderdag 28 november a.s. in ‘De Soester Duinen’ (Soesterbergsestraat 188, 3768 MD Soest).
Voor de vierde contactbijeenkomst van 2024 heeft DACE weer een mooi programma georganiseerd. Tijdens deze contactbijeenkomst wordt ook de 37e editie van het DACE Price Booklet gelanceerd.De impact van duurzaamheid op het werk van de cost engineer neemt gestaag toe. Innovaties op het gebied van recycling, energiebesparing, alternatieve energiebronnen en nieuwe productiemethoden zorgen voor ingrijpende veranderingen. Deze ontwikkelingen spelen zich af in de gehele keten, met aanzienlijke gevolgen voor projecten en de discipline van cost engineering.
DACE heeft drie gerenommeerde sprekers uitgenodigd om de invloed van deze duurzaamheidsgedreven veranderingen te belichten.
Jan-Pedro Vis (Renewi) zal toelichten hoe Renewi zowel in projecten als in de keten bijdraagt aan duurzamer opereren
Johannes Rob (Shell) geeft inzicht in de impact van nieuwe technologieën op de Cost Engineering, met als voorbeeld het Holland Hydrogen 1-project
Anton van der Steege (Fluor) deelt de belangrijkste inzichten van het ICEC-congres, getiteld 'Reimagining The Future of Construction Cost Management: Sustainability & The Digital Frontier'.Kortom, een veelzijdig programma waarin kosten en duurzaamheid centraal staan, met boeiende sprekers en relevante onderwerpen. Hieronder vind u een uitgebreidere beschrijving van de presentaties en de sprekers.
De eerste presentatie met de titel "Van afvalstoffen naar nieuwe grondstoffen voor bedrijven en projecten" wordt gegeven door Jan-Pedro Vis (Director Renewi Commercial Waste Nederland).
In zijn presentatie zal Jan-Pedro Vis uiteenzetten hoe Renewi haar partners in de keten helpt steeds duurzamer te opereren. Renewi helpt om de milieu-impact inzichtelijk te maken en concrete stappen te zetten richting een circulaire economie met slim afvalbeheer en optimale recycling, door nieuw leven (en waarde) te geven aan gebruikte materialen. In de presentatie zal uitleg worden gegeven over de Corporate Sustainability Report Directive (CSRD), die voor veel bedrijven en projecten nieuwe verplichtingen met zich mee brengt en waarbij Renewi kan helpen door middel van rapportages en oplossingen om afval te verminderen, recycling te verhogen en CO2-voetafdruk te verkleinen. Renewi elektrificeert hiervoor onder andere haar wagenpark. Samenwerking binnen de keten is hiervoor essentieel om van afvalstoffen weer nieuwe grondstoffen te maken.Jan-Pedro Vis is bij Renewi Director Product Management & Innovation en werkt met zijn team aan innovatieve oplossingen en producten om bedrijven te helpen steeds duurzamer te worden. Hij heeft ervaring in de chemische industrie en bij DSM gewerkt aan duurzame plastics, toen hij Sustainability Director en Procurement Director was van de Plastics divisie. Nu bij Renewi brengt hij zijn ervaring en skills uit de materialen industrie om van Renewi een 'Waste to Product' bedrijf te maken. Jan-Pedro en zijn team geloven dat Afval niet Bestaat en dat drijft hun elke dag om meer en betere gerecyclede producten te maken.
De tweede presentatie met de titel "Waarin verschilt de Cost Engineering van een electrolyser met de conventionele proces-industrie?" wordt gegeven door Johannes Rob (Shell).
Shell bouwt een 200 MW electrolyser op de Maasvlakte om groene stroom van het Hollandse Kust Noord wind park om te zetten naar groene waterstof voor industriële gebruikers. Het Holland Hydrogen 1 project is één van de eerste waterstof fabrieken van deze schaal, wat nieuwe uitdagingen met zich
meebrengt. Hoe ga je om met equipment estimates als er geen interne of externe benchmark data beschikbaar is? Hoe zet je risico management op voor een nieuwe business? Waar verschillen de kostendrijvers bij transitie projecten van conventionele projecten?NB: In verband met de aard van het project zullen Cost Engineering uitdagingen gedeeld worden, maar werkelijke kosten, planning en risico data zijn vertrouwelijk.
Johannes Rob is Cost/Risk lead van het Shell Holland Hydrogen 1 project. Voorheen o.a. werkzaam op het Shell Rotterdam Energy & Chemicals park als teamlead Cost Engineering/Estimating/Benchmarking en als teamlead onderhouds-uitvoering.
De derde presentatie met de titel "Het Internationale Congres van ICEC" zal worden gegeven door Anton van der Steege (Fluor/bestuurslid DACE).
Anton van der Steege ging namens DACE naar het ICEC congres – International Cost Engineering Council. Dit is een wereldwijde confederatie van kostentechniek, hoeveelheidsmeting (QS) en projectmanagement verenigingen waar DACE ook lid van is. Deze presentatie behandelt feedback van het tweejaarlijkse congres met als thema
"Reimagining The Future of Construction Cost Management: Sustainability & The Digital Frontier". Het doel is om onderwerpen van gemeenschappelijk belang voor de aangesloten verenigingen te delen op het congres. Anton presenteert daarvan de highlights.Anton van der Steege werkt al 21 jaar bij Fluor in Project Controls, waar hij als Fluor Fellow in Cost Management acteert en globale verantwoordelijkheid heeft voor kostenprognose en rapportage binnen het bedrijf. Hij begon zijn carrière met een Master in Werktuigbouwkunde aan de Universiteit van Natal in Durban, Zuid-Afrika. Zijn passie is het beter integreren van data en systemen om de kwaliteit van Cost Engineering te verbeteren. Hij zit in het DACE bestuur als internationale vertegenwoordiger, is lid van SIG CEPI en is aangesteld als ICEC directeur voor Regio 2 Europa en Nabije Oosten.
-
Verslag DACE Contactmeeting October 10th: “Alternatives for preparing an (initial) Cost Estimate”
DACE-contactbijeenkomst 10 oktober 2024
Andere manieren om een (initiële) cost estimate te maken
De derde contactbijeenkomst van 2024 werd georganiseerd door de SIG CEPI, die is gericht op de procesindustrie, en had als thema Alternatieven om een (initiële) cost estimate te maken. Drie sprekers deelden hun gedachten hierover die middag met de aanwezigen. Allereerst liet een expert zien dat de standaarden die worden gebruikt bij het bepalen van de isolatie rondom leidingen tot tegenstrijdige resultaten leiden; reden waarom een platform uit de industrie bezig is met herziening van die standaarden. De tweede spreker toonde hoe bij steigerbouw met een geïntegreerd 3D-ontwerp tijdwinst en kostenbesparingen kunnen worden gehaald. De derde spreker deelde de best practices die hij was tegengekomen bij een owners-organisatie aan de hand van een aantal projecten met een grote diversiteit. -
3 sep 2024 0 reacties
Invitation DACE Contactmeeting October 10th: “Alternatives for preparing an (initial) Cost Estimate”
“Alternatives for preparing an (initial) Cost Estimate”
Dear DACE member,DACE is pleased to invite you and your (English speaking) colleague to the DACE networking event: “Alternatives for preparing an (initial) Cost Estimate” on Thursday, October 10th, at ‘De Soester Duinen’ (Soesterbergsestraat 188, 3768 MD Soest).
For this third networking event in 2024, the SIG CEPI has put together an excellent program. When creating an initial cost estimate, one must deal with a multitude of uncertainties and ambiguities. Consider, for example, the price of materials/equipment, the amount of labor, or the timelines to be followed. The exact scope, local conditions, or other constraints are often not yet fully defined. -
25 jul 2024 2 reacties
Publicatie DACE SIG GWW Werkgroep Stikstofberekeningen
"Werkgroep stikstofberekeningen: "(Reken)regels en kaders voor Aerius input”
Stikstofberekeningen zijn al enige tijd een hot item, zeker in de infrastructuur. Projecten kunnen erdoor vertragen of zelfs stilgelegd worden wat voor veel onzekerheid in de branche zorgt.
Voor het berekenen van de stikstofdepositie wordt het programma Aerius gebruikt. De input van Aerius komt voornamelijk vanuit de ramingen of begrotingen. Kostendeskundigen van de ingenieursbureaus, aannemers en opdrachtgevers hebben geconstateerd dat grote onzekerheden vanuit de raming landen in een Aerius output op 2 decimalen. Daarom is er behoefte aan eenduidige definities en rekenregels voor de Aerius-input.
Partners
DACE contactbijeenkomst 29 september 2022 Inflatiecompensatie: naar een eerlijke risicoverdeling
Inflatiecompensatie: naar een eerlijke risicoverdeling
De contactbijeenkomst van september 2022 werd als vanouds live gehouden in Soesterduinen. Na een half jaar oorlog in de Oekraïne met bijhorende energieprijsstijgingen kon het niemand verbazen dat inflatie het centrale thema was van de middag en dan specifiek: wat is een eerlijke inflatiecompensatie? Daartoe werden twee presentaties gehouden, waarbij de eerste inging op de vraag hoe inflatiecompensatie in langetermijncontracten kan worden ondergebracht. De tweede presentatie toonde een mogelijke compensatiebenadering op basis van een onlangs afgerond, langdurig project, waarbij voorspelling en werkelijkheid met elkaar vergeleken konden worden.
DACE-voorzitter Robert de Vries opende de bijeenkomst en vroeg wie aanwezig was bij het ICEC World Congress, dat in juni is gehouden in Rotterdam. Dat congres kon zowel technisch als inhoudelijk een succes worden genoemd. Technisch waren er uitdagingen omdat er niet alleen het live congres was met de vele, ook parallelle presentaties en discussies, maar online was het congres ook te volgen. Inhoudelijk leidde het thema “Predictable projects in a dynamic world” tot zinnige discussies over hoe relevant de cost engineer is in een steeds veranderende wereld, hoe die dynamische wereld eruitziet en welke technieken er zijn zoals big data en kunstmatige intelligentie om daarbij te helpen. Robert toonde een video met een korte filmische impressie van het congres en sloot af met de uitreiking van de Jan Korevaar award, de prijs voor ‘outstanding paper’ van het congres. Een internationale jury heeft tijdens het congres beoordeeld dat deze award wordt toegekend aan een paper van de heren Henk Akse (Traxxys), Erik de Bree (Qirion), Andy van Dijck (Pan Narrans) en Henk Wijnants (Stork) getiteld “Investment Predictability of Conventional and Innovative Projects”. Robert las het mooie juryrapport voor en vatte dat samen met de woorden hoe een kostenraming gemaakt kan worden als sprake is van een innovatief project waarbij de informatie uit de standaard prijzenboekjes geen uitweg biedt: de kostendeskundige en de ingenieur moeten elkaar opzoeken.
Langetermijncontracten
De eerste spreker deze middag was ook Robert de Vries in zijn rol als DACE-voorzitter. Hij wilde graag over het onderwerp inflatie komen vertellen, omdat het hem sterk bezighoudt. Dat betreft dan met name hoe inflatiecompensatie moet worden vastgelegd in langetermijncontracten, met unit rates als basis. Geregeld hoort hij het antwoord “Oh, wij gebruiken de CBS-index” en men denkt daarmee de zaak geklaard te hebben. Vanmiddag wilde hij een aantal bevindingen delen om te laten zien dat dit onderwerp niet zo eenvoudig is. Die bevindingen zijn geen afgerond geheel en zijn bedoeld voor verdere discussie.
De langste langetermijncontracten kunnen wel 20 jaar duren, maar de meeste duren zo’n 5 tot 7 jaar. Na zo’n periode willen de meeste tenderboards bij klanten dat er weer een commerciële toets wordt gedaan, ook al is de gebruiker tevreden over de uitvoering.
De reden dat langetermijncontracten worden toegepast is voor de klant de zekerheid en het gemak dat de contractor al bekend is met de fabriek en de kans op ongelukken daarmee verkleind wordt. Ook bij de jaarlijkse CAPEX/OPEX-budgetbepalingen geven dit type contracten betere voorspelbaarheid. Er bestaat wel de angst dat te veel wordt betaald, dus die commerciële toets is eens in de zoveel jaar nodig. Voor de contractor geven langetermijncontracten het voordeel van een basis workload, die voorspelbaar is inclusief de bijhorende omzet. Ook geeft zo’n contract meer commerciële mogelijkheden voor verdere dienstverlening.
Vervolgens bladerde Robert in het woordenboek bij de woorden prijsindexatie en prijsescalatie. Indexatie betreft dan prijscorrectie door terug te kijken; escalatie door vooruit te kijken. Beiden maken gebruik van indices. Deze twee woorden, indexatie en escalatie, worden nogal eens door elkaar gehaald, wat soms tot spraakverwarring leidt.
Daarna werd vastgesteld waar in de Nederlandse wet- en regelgeving zaken zijn vastgelegd op het gebied van zogenoemde kostenverhogende omstandigheden, die de contractor rechtsgrondslag voor een claim geven. Dat betreft dan het Burgerlijk Wetboek Boek 6 artikel 258 en Boek 7 artikel 753 en het UAV-2002 paragraaf 47. Die wetboekartikelen betreffen regelend recht, dat wil zeggen dat in contracten ook afwijkende bepalingen mogen worden opgenomen. Overigens als de artikelen niet expliciet worden uitgesloten dan zijn ze van toepassing, zo gaf Robert aan. De artikelen gaan ervan uit dat de kostenverhogende omstandigheid niet vooraf bekend was, terwijl voor nieuwe contracten wel bekend is dat er inflatie zal zijn.
Statline
Robert nam het publiek vervolgens mee in de systematiek van het Centraal Bureau van de Statistiek, CBS, en hoe van daaruit prijscompensatie kan worden vastgesteld. In de Statline-databank van het CBS moet daartoe allereerst een sector worden gekozen; in het geval van Robert betreft dat de sector Metalektro, met SBI-nummers 24-30, 33, waarbij SBI staat voor standaard bedrijfsindeling. Die nummers, die bij deze code horen, betreffen verschillende soorten metaalbedrijven, zoals productie van auto’s, computers, machines of reparatie/installatie daarvan. Daarbij moet een keuze worden gemaakt voor een sector, bijv. Bouwnijverheid, Metalektro, Industrie die past bij het werk; een sector kiezen met een hogere index om flink wat compensatie te regelen moet niet worden gedaan. Bedenk bij dat laatste tevens dat er vele industrieën onder deze SBI-nummers vallen met verschillende CAO’s; daar is meestal geen een-op-een verhouding in te herkennen met de CAO van het bedrijf.
Vervolgens moet er een index topic worden gekozen in het contract. Hierbij maakte Robert de keuze voor ‘contractuele loonkosten per uur’. De andere mogelijkheid, CAO-loon, gaat over wat de medewerker bruto krijgt en heeft bovendien te veel zaken die niet gedekt worden of zoals Robert het cryptisch verwoordde: er is veel exclusief wat niet inclusief is en omgekeerd.
Vervolgens moet een versie van het indexcijfer worden gekozen. De indexcijfers worden definitief als alle CAO’s die vallen onder het SBI-nummer zijn afgerond. Er is op het moment van contractafsluiting wel een finale CAO-versie maar die is dus vaak wat ouder; er kan ook gewerkt worden met voorlopige versies van het indexcijfer met de al bekende CAO’s. Bij contractafsluiting kan niet afgewacht worden tot alle CAO’s zijn afgesloten. Robert’s advies is om te werken met de eerst formeel gepubliceerde versie.
Salarisontwikkeling
Als vergelijking toonde Robert daarna een grafiek met de salarisontwikkeling van 1972-2022 in verschillende sectoren. Op basis daarvan zou kunnen worden geconcludeerd dat de bouw de grootste mogelijkheid geeft wat betreft prijscorrectie; die start laag in 1972 en eindigt relatief hoog in 2020. Anderzijds, de Metalektro is de hoogste in 2020. Ook is te zien dat de techniek vooruitloopt op andere sectoren. Opvallend is dat de energiecrisis in 1973 of de financiële crisis in 2008 niet te herkennen zijn.
De vraag die daarna behandeld werd is welke extrapolatiemethode moet worden gebruikt voor de escalatie. Mogelijkheden zijn het gemiddelde (zeg 2,1% over de laatste 20 jaar), de stijging van vorig jaar, het gemiddelde van de laatste 2 jaar of de laatste 3 jaar. Allemaal zijn er bedenkingen bij te maken; zo is de stijging van dit jaar normaalgesproken niet hetzelfde als vorig jaar. Een gevaar voor een contractor bij dit type meer jaar berekeningen is dat een laag niveau uit vorige jaren meegesleept wordt en niet meer ingehaald wordt in het traject. Daarom moeten afspraken over herijking ook worden gemaakt in het contract. Als de resultaten worden vergeleken en te zien wat het beste is, komt hier niet een eenduidig beeld uit. De delta ten opzichte van wat werkelijk is opgetreden, laat soms toepassing van de stijging van vorig jaar als beste zien, soms toepassing van een meer jaar gemiddelde.
Een andere bevinding liet Robert in een grafiek zien: CAO-aanpassingen vinden doorgaans plaats in twee perioden, zo rond december-januari en rond juli-augustus. Hoe zich dat verhoudt tot het vorige vraagstuk van toepassing van de stijging van het vorig jaar of een meer jaar gemiddelde, is niet duidelijk maar er zal ongetwijfeld een verband zijn, zo concludeerde Robert.
Fixed
Een volgende vraag is of de escalatie per component moet worden uitgevoerd of geïntegreerd. Per component is redelijk rechttoe rechtaan maar nadeel is het rekenwerk en het moeten openbreken van de prijzen. De geïntegreerde benadering kent een ‘fixed bedrag’, wat altijd tot discussie leidt. Robert denkt dat als dit ‘fixed bedrag’ als onderdeel van een integrale indexering gerelateerd kan worden aan innovatiekracht binnen een bedrijf het redelijk kan zijn, maar als het bijvoorbeeld primair om loon gaat dan is het dat niet.
Overigens wees Robert er nog op dat als er een inhoudelijke wijziging in een SBI plaatsvindt in de loop van een project, dan moet daar iets over opgemerkt worden. Zo heeft de Metalektrosector de verandering van SBI27-35 naar SBI 24-30, 33 meegemaakt. Zaak is om dat in het contract ondergebracht te krijgen.
Een laatste suggestie die Robert deed was de introductie van een index gebaseerd op de Consumenten Prijs Index, de CPI, in plaats van indices gebaseerd op de CAO’s. Deze CPI is niet zo grillig, wordt maandelijks vastgesteld en heeft een direct verband met de salarisontwikkeling.
Samenvattend werd een tabel getoond met alle elementen in het contract die met prijsstijging te maken hebben; niet eenvoudig een verwijzing naar een enkel CBS-getal, zo vatte Robert dit samen.
Conclusie is dat in de huidige hoge inflatie situatie de toepassing van het no-pain-no-gain principe onverkort van toepassing moet zijn; daarvoor is een vertrouwensbasis noodzakelijk. Mogelijk kan de periode van indexeren verkort worden naar ieder kwartaal in plaats van per jaar. Ook kan, net als in het Verenigd Koninkrijk wel gebeurt, achteraf worden gecorrigeerd met de werkelijk opgetreden index; nadeel is dat vastgestelde budgetten bij de klant dan uit de pas gaan lopen.
Op een vraag uit de zaal wat moet gebeuren als de Russisch-Oekraïense oorlog weer voorbij is, spiegelde Robert tenslotte dat eigenlijk een glazen bol nodig is, die ook tegen schokken kan.
Voorspelbaarheid
De tweede presentatie werd gegeven door Remco van der Hoeven van Van Hattum en Blankevoort en door André Bijl-Weisz van Provincie Noord-Holland. Zij presenteerden vanmiddag een mogelijke benadering om de trefzekerheid van de bepaling van de prijsescalatie groter te maken. Dit werd toegepast op een case uit de GWW-sector waaruit ze zelf afkomstig zijn, maar ze meenden dat deze benadering ook doorgetrokken kon worden naar andere sectoren.
Het onderliggende probleem werd als volgt samengevat: op welke manier kan voldoende budget gereserveerd worden als prijsmutaties optreden tijdens de uitvoering van het project. Zeker als dat project langere tijd duurt.
Daarbij spelen diverse factoren, zoals uitvoeringsduur over aantallen jaren, prijsveranderingen tijdens het traject, voldoende budget bij de klant, beschikbaar budget voor contractor, risico-appetijt ofwel welk risico is men bereid te nemen.
De ontwikkelde methode is als volgt samen te vatten. Eerste stap is het gebruik van historische indexcijfers. Maak hiermee een voorspelling op basis van een hindcast (een projectie naar de toekomst gebaseerd op historische gegevens) van 3, 5 en 15 jaar. Gebruik daarbij een mandje met verschillende materialen en arbeid. Denk daarbij aan typische materialen in de GWW-sector zoals staal en zand/klei. Maak vervolgens een tijdreeks met lineaire regressie om zo de toekomst te voorspellen. En bepaal vervolgens het betrouwbaarheidsinterval.
Als toe te passen index kan gedacht worden aan de CBS-index, die een index per discipline bijvoorbeeld voor een brug of en tunnel geeft, zonder onderscheid naar materiaal of arbeid. CROW geeft een index naar productgroep zoals arbeid, staal, zand/klei etc. Deze laatste is toegepast in de methode.
Om de tijdreeks te maken, is gebruik gemaakt van de ETS-functie in Excel, een soort kleinste kwadraten toepassing. Het resultaat is een bandbreedte per productgroep; hoe verder weg in de tijd hoe breder de band. Deze bandbreedte wordt gebruikt in het Monte Carlo rekenmodel voor een bepaling van de budgetreservering voor prijsmutaties.
Kippen
Voordat de case werd toegelicht, werd nog even stilgestaan bij de risico’s van voorspellingen, zoals beleggingsmaatschappijen die ook altijd gebruiken. Teruggegrepen werd op het inductieprobleem zoals dat door Bertrand Russell werd geformuleerd. Om dit filosofische probleem behapbaar te maken werd dit aanschouwelijk gemaakt met de kip die in een vrije-uitloop-ren goed verzorgd wordt door het baasje. Zou de kip deze trend doortrekken dan ligt een mooie oude dag in het verschiet; niet de echte werkelijkheid waarbij de kip geslacht en al aan een haak hangt, naast tientallen andere geslachte kippen. Dit is niet de eerste keer dat voorspelling en werkelijkheid uit elkaar lopen.
De methode is toegepast op een dijkversterkingsproject dat werd uitgevoerd in de periode juni 2019 tot juni 2022. Het contract werd gesloten in januari 2019 en het contractbedrag was €35 miljoen. In zo’n geval met een reeds afgesloten project kunnen voorspelling en werkelijk opgetreden waarden vergeleken worden.
In eerste instantie zijn historische waarden van 3 jaar gebruikt van januari 2016 tot december 2018, om de verwachte kostenstijging halverwege in januari 2021 te bepalen. Daarbij is de totale projectsom van 35 miljoen verdeeld tussen arbeid (40%), zand/klei (10%), staal (10%), brandstof (5%) en overige (35%). Daarna is de berekening gestart met als uitkomst een verwachtingswaarde voor alle productiegroepen, bijvoorbeeld de arbeidskosten inclusief een bandbreedte. Daarbij bleek de bandbreedte voor staal behoorlijk te zijn. Eenzelfde exercitie is uitgevoerd voor 5 en 15 jaar.
Als de uiteindelijke totale resultaten worden vergeleken dan blijkt de 5-jaarsvoorspelling de beste resultaten te geven, vergeleken met de werkelijk opgetreden kosten in januari 2021. Echter vrijwel alle resultaten vallen binnen de brandbreedtes.
Als vervolgens een Monte Carlo exercitie wordt uitgevoerd welk budget tevoren gereserveerd moet worden en welke kans daarbij hoort, dan leveren de drie perioden verschillende resultaten. Gebleken in januari 2021 is, dat € 1,7 miljoen gereserveerd had moeten worden voor prijsmutaties. De 3-jaarsvoorspelling geeft dit met een P=5, wat onbetrouwbaar is. De 5-jaars en de 15-jaarsvoorspelling geven respectievelijk een P=85 en een P=75, wat veel
beter is.
Om de resultaten te bespreken gebruikten André en Remco de mentimeter, met een aantal vragen voor het publiek. Daaruit bleek bijvoorbeeld dat de meerderheid vindt dat beide partijen, klant en contractor, de beste risicobeheerser zijn, ook bij prijsmutaties. De uitkomst van 5 jaar terugkijken bleek niet voor de meerderheid een vaststaand uitgangspunt te zijn geworden; voor dit geval was dit misschien toevallig zo, andere keren kan het weer anders zijn. Een budgetreservering moet een betrouwbaarheid hebben van P=85 vond de meerderheid, even los van de vraag of dit een klantbudget is of een contractorbudget. Op de vraag of de verkregen resultaten niet gewoon toevallig waren, werd verdeeld gereageerd; een groot deel vond het ‘lucky’, de meerderheid zag wel een verband.
De vraag of probabilistische berekeningen zinvol zijn werd eigenlijk vrijwel unaniem bevestigend beantwoord.